Amsterdam, 20 juni 2023
De rechtbanken Gelderland, Amsterdam en Midden-Nederland laten studenten niet in de kou staan. Ze zijn gelijkgestemd in hun oordeel over de volledige uitsluiting van studenten van de eenmalige energietoeslag die het kabinet vorig jaar beschikbaar stelde. De uitsluiting is volgens de rechtbanken in strijd met het gelijkheidsbeginsel van onder andere artikel 14 EVRM en artikel 1 van het twaalfde protocol bij het EVRM. Deze uitspraken lijken slechts het topje van de ijsberg, nu duizenden studenten een procedure zijn gestart tegen de afwijzing van hun aanvraag. Alle reden dus voor een nadere blik op deze hoogstwaarschijnlijk invloedrijke jurisprudentie.
De aanloop
Vanwege de gestegen energieprijzen stelde het kabinet bij wetswijziging een eenmalige energietoeslag beschikbaar voor huishoudens met een laag inkomen. Aan de gemeenten werd de keuze overgelaten om bepaalde groepen uit te sluiten van het ontvangen van de energietoeslag. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten stelden wel een landelijke richtlijn op om te grote verschillen tussen gemeenten te voorkomen. In die richtlijn wordt onder andere geadviseerd om studenten uit te sluiten van de energietoeslag. De woonsituatie van studenten zou te divers zijn, waardoor een categoriaal verstrekte energietoeslag voor deze groep minder geschikt zou zijn. Enkele uitzonderingen daargelaten, kozen de meeste gemeenten ervoor om studenten te passeren. Dat bleef niet zonder gevolgen: vele studenten meenden dat de uitsluiting in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. Enkelen maakten zelfs de stap naar de rechter.
Onterecht onderscheid
Ter herinnering: van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel is sprake wanneer gelijke gevallen ongelijk worden behandeld zonder dat daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Om te kunnen spreken van onterecht onderscheid moet dus eerst worden beoordeeld of de voorgelegde gevallen vergelijkbaar zijn. De meeste beroepen op het gelijkheidsbeginsel lopen hier op stuk (vergelijk CRvB 5 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:788; Rb. Overijssel 16 december 2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:4739; Rb. Den Haag 19 april 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:4521). De rechtszaken over de energietoeslag zijn voorbeelden waarin de voorgelegde gevallen wél als gelijk worden beoordeeld. Studenten kunnen zich namelijk voor wat betreft woonsituatie, inkomen en energiekosten in dezelfde situatie bevinden als niet-studenten die wel in aanmerking komen voor de eenmalige energietoeslag. De student die de gemeente Utrecht voor de rechter daagde woont bijvoorbeeld in een zelfstandige studio, heeft een inkomen onder de norm van 150% van de bijstandsnorm en betaalt eigen energiekosten. Alleen het feit dat hij studeert belemmert hem in dat geval van het ontvangen van de toeslag. Het integraal uitsluiten van studenten leidt daarmee tot het ongelijk behandelen van gelijke gevallen.
Bestaat er een rechtvaardiging voor de ongelijke behandeling? Deze vraag wordt door de rechtbanken ontkennend beantwoord. Van een rechtvaardiging is sprake als met het gemaakte onderscheid een legitiem doel wordt nagestreefd en er een proportionele verhouding bestaat tussen dat doel en het gemaakte onderscheid. Als legitiem doel voor de uitsluiting van studenten dragen de colleges van burgemeester en wethouders aan dat met de uitsluiting het risico op grootschalige overcompensatie wordt voorkomen (dit standpunt is gebaseerd op het advies uit de landelijke richtlijn). Het argument is door de verweerders onvoldoende onderbouwd, aldus de rechtbanken, nu niet inzichtelijk is gemaakt dat overcompensatie zou plaatsvinden indien de energietoeslag ook aan studenten zou worden uitgekeerd. Van een doelmatig onderscheid is ook geen sprake, omdat de feitelijke onderbouwing van het standpunt dat de uitvoering te lastig en administratief inspannend zou zijn, ontbreekt. Aangezien de individuele bijzondere bijstand – in tegenstelling tot het standpunt van het college – geen redelijk alternatief is voor de categoriale bijzondere bijstand, is de uitsluiting van studenten ook niet proportioneel. Concluderend komen de rechtbanken tot het oordeel dat studenten niet in het geheel mogen worden uitgesloten van de eenmalige energietoeslag, omdat dit leidt tot onterecht onderscheid.
En nu?
Helaas kunnen de meeste studenten zich niet rijk rekenen na deze uitspraken. Dit heeft twee oorzaken. Ten eerste gaan de gemeenten zelf over het wel of niet uitkeren van de energietoeslag aan studenten. Naar aanleiding van de uitspraken van de rechtbanken hebben enkele gemeenten hun voorwaarden aangepast en de toeslag ook aan studenten uitgekeerd. Dit geldt echter lang niet voor alle gemeenten. Ten tweede gelden de – indien van toepassing zijnde – aangepaste voorwaarden slechts voor de studenten die binnen de aanvraagtermijn een verzoek om de eenmalige energietoeslag hebben ingediend. Met andere woorden: enkel de aanvragen die eerder niet slaagden, worden nu in (her)overweging genomen. Ook in 2023 wil het kabinet een eenmalige energietoeslag uitkeren. Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel blijkt dat het kabinet niet van plan is om studenten hiervoor wel in aanmerking te laten komen. Om de uitsluiting van studenten juridisch meer houvast te geven, wordt de uitsluiting dit keer wel wettelijk vastgelegd. De Raad van State uitte begin dit jaar in haar advies over het wetsvoorstel echter kritiek op de onderbouwing daarvan. Vanwege de gerechtelijke uitspraken en het advies van de Raad van State is het wetsvoorstel tijdelijk in een op het stroomnet aangesloten ijskast gezet, een luxe die veel studenten zich aankomende winter mogelijk niet kunnen veroorloven.