Amsterdam, 15 mei 2023
De afgelopen jaren heeft de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU (HvJ EU) over Europese Aanhoudingsbevelen (EAB) veel aandacht gekregen. Aanleiding waren de rechtsstatelijke zorgen over de situatie in Polen en de daarmee samenhangende twijfels over de onafhankelijkheid van de Poolse rechterlijke macht. In eerdere Burger & Overheid-blogs van Olivier Croll en Nadia Koelman en van mijzelf zijn deze ontwikkelingen reeds besproken. Als er twijfels bestaan over de onafhankelijkheid van de rechters in de lidstaat die een EAB heeft uitgevaardigd, mag Nederland de betrokkene dan overdragen?
In die EAB-jurisprudentie heeft het HvJ EU uitgewerkt hoe de rechtsstatelijke ontwikkelingen in Polen in uitzonderlijke gevallen aanleiding kunnen geven tot het opschorten van het interstatelijk vertrouwen ten aanzien van die lidstaat. Dit illustreert hoe de ontwikkelingen in andere lidstaten ook invloed hebben op de Nederlandse rechtspraktijk. Dat is het geval bij de nauwe Europese samenwerking op het gebied van EAB, maar bijvoorbeeld ook bij Dublinoverdrachten. Een Dublinoverdracht houdt in dat een asielzoeker door de ene lidstaat, waar de asielzoeker zich bevindt, wordt overgedragen aan de andere lidstaat, die verantwoordelijk is voor de inhoudelijke beoordeling van het asielverzoek.
Individuele omstandigheden bij EAB-overdracht
Op 18 april 2023 heeft het HvJ EU een interessante uitspraak gedaan in een EAB-zaak die een andere kwestie betrof. In de zaak E.D.L. (motif de refus fondé sur la maladie) ging het niet om systeemfouten in de detentieomstandigheden of de (on)afhankelijkheid van de rechterlijke macht in de lidstaat waaraan iemand wordt overgedragen, maar om de individuele omstandigheden van de betrokkene. In deze zaak werd een Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd tegen E.D.L., die zich op dat moment in Italië bevond, met het oog op strafrechtelijke vervolging in Kroatië. E.D.L. had psychische problemen waarvoor hij behandeld moest worden met medicatie en psychotherapie, aldus een psychiater in Italië. In geval van detentie zou er een suïciderisico ontstaan, dat zou worden versterkt als het aanhoudingsbevel zou worden uitgevoerd en E.D.L. zou worden overgedragen aan Kroatië. Deze zaak werd voorgelegd aan het HvJ EU door het Corte costituzionale (Grondwettelijk Hof van Italië), dat twijfelde over de toepassing van het Unierecht. Nooit eerder was immers in een EAB-zaak aangenomen dat individuele omstandigheden– die niks te maken hebben met de detentieomstandigheden in de andere lidstaat – reden zouden kunnen zijn om het aanhoudingsbevel niet uit te voeren.
Individuele omstandigheden bij Dublinoverdracht
In de asielzaak C.K. van 2017 kwam het HvJ EU al wel tot de conclusie dat individuele omstandigheden ook reden kunnen vormen om geen Dublinoverdracht uit te voeren. Dat was toen een vernieuwend oordeel, omdat voorheen enkel systeemfouten in de opvangomstandigheden of de asielprocedure in de andere lidstaat de reden konden vormen om van het interstatelijk vertrouwensbeginsel af te wijken.
Prejudiciële vragen of acte éclairé?
In 2020 heb ik betoogd dat er voor het uitleggen van (uitzonderingen op) het interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublinzaken aansluiting moet worden gezocht bij EAB-jurisprudentie. Het EU-recht staat daaraan niet in de weg en, zoals ik toen betoogde, het doortrekken van de EAB-jurisprudentie naar Dublinzaken is wenselijk. Ten eerste zou daarmee het niveau van rechtsbescherming in de verschillende domeinen van de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht gelijkwaardig worden. Ten tweede is het vanuit de Europese integratieoptiek van belang dat de lidstaten ook in verschillende rechtsgebieden kunnen uitgaan van dezelfde conceptuele benadering van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het Corte costituzionale had op basis van de C.K.-jurisprudentie in Dublinzaken dus ook tot de conclusie kunnen komen dat er sprake was van een acte éclairé en dat de individuele omstandigheden van E.D.L. in de weg stonden aan zijn EAB-overdracht. Toch twijfelde het en verwees het prejudiciële vragen naar het HvJ EU.
Doortrekken van Dublinjurisprudentie naar EAB-jurisprudentie
In de uitspraak van 18 april 2023 gaat het HvJ EU in op de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel bij een EAB-overdracht onder verwijzing naar de C.K.-jurisprudentie; het Hof zoekt in haar EAB-jurisprudentie aansluiting bij haar Dublinjurisprudentie. Met de E.D.L.-uitspraak heeft het HvJ EU de jurisprudentie over het interstatelijk vertrouwensbeginsel in de EAB- en Dublinsystemen dus gelijkgetrokken, althans voor zover het individuele omstandigheden betreft waardoor betrokkene niet kan worden overgedragen. Met het oog op de genoemde rechtsbescherming en conceptuele eenduidigheid is dat wat mij betreft een goede zaak. Het Hof legt op deze manier weer een stukje van de puzzel van het interstatelijk vertrouwen tussen de lidstaten.
Ook doortrekken van EAB-jurisprudentie naar Dublinjurisprudentie?
De puzzel is echter nog niet volledig. Zo blijft bijvoorbeeld onduidelijk of ook in Dublinzaken het interstatelijk vertrouwen ten aanzien van een lidstaat zou moeten worden weerlegd als er in die lidstaat sprake is van een gebrek aan onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, of als er andere rechtsstatelijke zorgen bestaan. In mijn proefschrift heb ik betoogd dat dit in bepaalde omstandigheden het geval zou moeten zijn. Asieladvocaten hebben dit ook meermaals aangevoerd voor Nederlandse rechtbanken, maar vooralsnog zonder succes. Wellicht is het een kwestie van tijd voordat het HvJ EU zich ook over deze kwestie zal buigen.